Berekeningen met zuren & Basen
Hieronder kun je informatie vinden over berekeningen met pH & pOH en titraties.
Berekeningen met pH & pOH
|
|
Titraties
|
|
Opgave 1: Titratie I
Frits heeft 100,0 mL azijnzuuroplossing. Hiervan neemt hij 20,00 mL en dit titreert hij met 19,31 mL 0,1018 M natronloog. Bereken de molariteit van de azijnzuuroplossing.
Antwoord: 9,829 * 10^-2 M
Opgave 2: Titratie II
Frits heeft 100,0 mL oxaalzuuroplossing. Hiervan neemt hij 10,00 mL en dit titreert hij met 13,12 mL 0,1003 M natronloog. Bereken de molariteit van de oxaalzuuroplossing.
Antwoord: 6,580 * 10^-2 M
Opgave 3: Titratie III
Frits heeft 100,0 mL azijnzuuroplossing. Hiervan neemt hij 10,00 mL en dit titreert hij met 10,31 mL 0,1007 M natronloog. Bereken de molariteit van de azijnzuuroplossing.
Antwoord: 1,038 * 10^-1 M
Opgave 4: Titratie IV
Frits heeft 100,0 mL oxaalzuuroplossing. Hiervan neemt hij 10,00 mL en dit titreert hij met 9,15 mL 0,1001 M natronloog. Bereken de molariteit van de oxaalzuuroplossing.
Antwoord: 4,58 * 10^-2 M
Opgave 5: Stellen natronloog I
Frits heeft 100,0 mL oxaalzuuroplossing met een molariteit van 0,1500 M. Hiervan neemt hij 10,00 mL en dit titreert hij met 12,55 mL natronloog. Bereken de molariteit van de natronloog.
Antwoord: 2,390 * 10^-1 M
Opgave 6: Stellen natronloog II
Frits heeft 250,0 mL oxaalzuuroplossing met een molariteit van 0,1000 M. Hiervan neemt hij 10,00 mL en dit titreert hij met 11,25 mL natronloog. Bereken de molariteit van de natronloog.
Antwoord: 1,778* 10^-1 M
Opgave 7: Titratie met verdunnen I
Frits heeft 100,0 mL azijnzuuroplossing. Hiervan neemt hij 25,00 mL en stopt dit in een maatkolf en vult deze aan tot 100,0 mL. Hiervan neemt hij 10,00 mL en dit titreert hij met 10,12 mL 0,1018 M natronloog. Bereken de molariteit van de oorspronkelijke azijnzuuroplossing.
Antwoord: 4,121 * 10^-1 M
Opgave 8: Titratie met verdunnen II
Frits heeft 100,0 mL oxaalzuuroplossing. Hiervan neemt hij 10,00 mL en stopt dit in een maatkolf en vult deze aan tot 250,0 mL. Hiervan neemt hij 25,00 mL en dit titreert hij met 11,37 mL 0,1032 M natronloog. Bereken de molariteit van de oorspronkelijke oxaalzuuroplossing.
Antwoord: 5,867 * 10^-1 M
Opgave 9: Titratie met verdunnen III
Frits heeft 250,0 mL azijnzuuroplossing. Hiervan neemt hij 10,00 mL en stopt dit in een maatkolf en vult deze aan tot 100,0 mL. Hiervan neemt hij 10,00 mL en dit titreert hij met 11,11 mL 0,1004 M natronloog. Bereken de molariteit van de oorspronkelijke azijnzuuroplossing.
Antwoord: 1,115 M
Opgave 10: Titratie met verdunnen IV
Frits heeft 250,0 mL oxaalzuuroplossing. Hiervan neemt hij 10,00 mL en stopt dit in een maatkolf van 250,0 mL. Hiervan neemt hij 10,00 mL en dit titreert hij met 10,37 mL 0,1012 M natronloog. Bereken de molariteit van de oorspronkelijke oxaalzuuroplossing.
Antwoord: 1,312 M
Opgave 11: Terugtitratie
Frits heeft een pil met daarin een bepaalde hoeveelheid kaliumcarbonaat. Hij lost de pil op in water en vult de oplossing aan tot 100,0 mL. Hiervan neemt hij 10,00 mL en hier voegt hij 25,00 mL 0,1000 M zoutzuur toe. Daarna titreert hij de oplossing met 10,32 mL 0,1003 M natronloog. Bereken de totale massa van het kaliumcarbonaat in de pil.
Antwoord: 1,012 g (er heeft 0.001465 mol H+ gereageerd met het carbonaat-ion)
Frits heeft 100,0 mL azijnzuuroplossing. Hiervan neemt hij 20,00 mL en dit titreert hij met 19,31 mL 0,1018 M natronloog. Bereken de molariteit van de azijnzuuroplossing.
Antwoord: 9,829 * 10^-2 M
Opgave 2: Titratie II
Frits heeft 100,0 mL oxaalzuuroplossing. Hiervan neemt hij 10,00 mL en dit titreert hij met 13,12 mL 0,1003 M natronloog. Bereken de molariteit van de oxaalzuuroplossing.
Antwoord: 6,580 * 10^-2 M
Opgave 3: Titratie III
Frits heeft 100,0 mL azijnzuuroplossing. Hiervan neemt hij 10,00 mL en dit titreert hij met 10,31 mL 0,1007 M natronloog. Bereken de molariteit van de azijnzuuroplossing.
Antwoord: 1,038 * 10^-1 M
Opgave 4: Titratie IV
Frits heeft 100,0 mL oxaalzuuroplossing. Hiervan neemt hij 10,00 mL en dit titreert hij met 9,15 mL 0,1001 M natronloog. Bereken de molariteit van de oxaalzuuroplossing.
Antwoord: 4,58 * 10^-2 M
Opgave 5: Stellen natronloog I
Frits heeft 100,0 mL oxaalzuuroplossing met een molariteit van 0,1500 M. Hiervan neemt hij 10,00 mL en dit titreert hij met 12,55 mL natronloog. Bereken de molariteit van de natronloog.
Antwoord: 2,390 * 10^-1 M
Opgave 6: Stellen natronloog II
Frits heeft 250,0 mL oxaalzuuroplossing met een molariteit van 0,1000 M. Hiervan neemt hij 10,00 mL en dit titreert hij met 11,25 mL natronloog. Bereken de molariteit van de natronloog.
Antwoord: 1,778* 10^-1 M
Opgave 7: Titratie met verdunnen I
Frits heeft 100,0 mL azijnzuuroplossing. Hiervan neemt hij 25,00 mL en stopt dit in een maatkolf en vult deze aan tot 100,0 mL. Hiervan neemt hij 10,00 mL en dit titreert hij met 10,12 mL 0,1018 M natronloog. Bereken de molariteit van de oorspronkelijke azijnzuuroplossing.
Antwoord: 4,121 * 10^-1 M
Opgave 8: Titratie met verdunnen II
Frits heeft 100,0 mL oxaalzuuroplossing. Hiervan neemt hij 10,00 mL en stopt dit in een maatkolf en vult deze aan tot 250,0 mL. Hiervan neemt hij 25,00 mL en dit titreert hij met 11,37 mL 0,1032 M natronloog. Bereken de molariteit van de oorspronkelijke oxaalzuuroplossing.
Antwoord: 5,867 * 10^-1 M
Opgave 9: Titratie met verdunnen III
Frits heeft 250,0 mL azijnzuuroplossing. Hiervan neemt hij 10,00 mL en stopt dit in een maatkolf en vult deze aan tot 100,0 mL. Hiervan neemt hij 10,00 mL en dit titreert hij met 11,11 mL 0,1004 M natronloog. Bereken de molariteit van de oorspronkelijke azijnzuuroplossing.
Antwoord: 1,115 M
Opgave 10: Titratie met verdunnen IV
Frits heeft 250,0 mL oxaalzuuroplossing. Hiervan neemt hij 10,00 mL en stopt dit in een maatkolf van 250,0 mL. Hiervan neemt hij 10,00 mL en dit titreert hij met 10,37 mL 0,1012 M natronloog. Bereken de molariteit van de oorspronkelijke oxaalzuuroplossing.
Antwoord: 1,312 M
Opgave 11: Terugtitratie
Frits heeft een pil met daarin een bepaalde hoeveelheid kaliumcarbonaat. Hij lost de pil op in water en vult de oplossing aan tot 100,0 mL. Hiervan neemt hij 10,00 mL en hier voegt hij 25,00 mL 0,1000 M zoutzuur toe. Daarna titreert hij de oplossing met 10,32 mL 0,1003 M natronloog. Bereken de totale massa van het kaliumcarbonaat in de pil.
Antwoord: 1,012 g (er heeft 0.001465 mol H+ gereageerd met het carbonaat-ion)